Achtste column van Nieske Brouwer getiteld ‘Ode aan onze twintigers’.
Ode aan onze twintigers
Op onze onderzoeksafdeling bestaat er een aanzienlijke generatiekloof tussen de vaste staf met leeftijden tussen de 40 en 66 jaar, en het tijdelijk personeel van voornamelijk jonge promotie-studenten, allemaal in de categorie ‘twintigers’. De vaste staf, oftewel ‘‘oude garde’’, bestaat uit collega’s die al vele jaren met elkaar samenwerken en in veel gevallen vertrouwde vrienden zijn geworden. Behorend tot die oude garde, prijs ik mij gelukkig dat ik op het lab dagelijks omringd word met die telkens variërende groep jonge studenten. Geboeid door hun diverse achtergrond en karakters en hun onmiskenbare drijfveren en aspiraties, wilde ik deze column eens geheel aan deze twintigers wijden.
Na het afronden van hun masterstudie komen ze op onze afdeling terecht om te werken aan hun vierjarig promotieonderzoek. Zij zijn gemiddeld 25 jaar wanneer ze met hun onderzoek beginnen en gedurende die 4 jaar zie je de meesten groeien van een afhankelijke student naar een zelfstandige onderzoeker, met eigen ideeën en inzichten. Dit proces is geweldig om te zien en het is inspirerend om daar onderdeel van te mogen zijn.
De meesten zijn bij binnenkomst onzeker, maar allemaal zijn ze enorm leergierig. Op hun werkkamer, meestal gedeeld met nog 3 andere lotgenoten, is het gezellig en levendig met Engels als voertaal. Ze komen uit alle windstreken en er ontstaan vriendschappen voor het leven tussen onze Indische, Chinese, Braziliaanse, Colombiaanse, Japanse, Duitse en Nederlandse gasten. Soms bloeit de liefde op tussen 2 studenten en er zijn inmiddels al kinderen geboren uit voormalige twintigers die bij ons onderzoek hebben gedaan.
Ze werken keihard, maken lange dagen en het lab en hun werkkamer is zo ongeveer hun thuis. In de weekenden treffen ze elkaar op het lab als er nog allerhande praktische dingen gedaan moeten worden voor het onderzoek. Via Spotify worden hun ‘speellijsten’ gedraaid en wij, de oude garde, luisteren mee naar hun muziek in plaats van naar onze vertrouwde “Gouwe Ouwen” bij Q-Music. Af en toe blijken de culturele verschillen in muzieksmaak onoverbrugbaar en wordt er, na bijvoorbeeld een paar Bollywood nummers, vriendelijk doch dwingend verzocht om andere achtergrondmuziek. Regelmatig spreken ze ‘s avonds met elkaar af in de stad, wat de volgende dag meestal goed zichtbaar is. Na een ochtend brak achter het bureau, zijn ze in de middaguren normaliter weer fris en fruitig.
Tijdens de lunch, omringd door deze twintigers, maak ik kennis met wat hun zoal bezighoudt. Terwijl ze hun meegebrachte en opgewarmde maaltijd nuttigen, met daarin ingrediënten die mij soms volledig onbekend zijn, hoor ik de verhalen over hun jeugd en ouders, hun thuis ergens ver weg in landen die niet mijn voor de hand liggende vakantiebestemmingen zijn.
Het contact met deze groep collega’s houdt mij jong en bij de tijd. Ik ben me ervan bewust hoe belangrijk het is dat deze twintigers goed worden opgeleid en zich bij ons thuis voelen. Uit ervaring weet ik dat er tijdens hun promotie traject onherroepelijk hobbels op de weg komen. In geval van heimwee, tegenslagen en mislukkingen is het essentieel dat ze altijd terecht kunnen bij de ervaren oude garde van het lab voor opbeurende woorden en adviezen of een luisterend oor of schouder. Tijdens het schrijven van deze column bedenk ik mij dat dit eigenlijk het mooiste en dankbaarste onderdeel is van al mijn werkzaamheden.